En ja, wat doe je dan als opa en oma in deze coronatijd? Een bezoekje aan de dierentuin zit er niet in. Dus maar lekker wandelen in het bos, in de kerk de kerststal bekijken die er eind januari nog steeds staat, liedjes zingen, dansjes doen (oma is daar heel goed in), een vloerpuzzel leggen of een sprookje voorlezen. Maar die hebben we allemaal al een keer gehad. Dus moet opa maar een sprookje verzinnen. Bij deze dus.
Er was eens een dorpje, in een land hier heel ver vandaan. De mensen woonden er rustig en waren heel tevreden. De moeders gingen maar het werk, de vaders kookten en hielden het huis schoon en de kinderen gingen elke dag met een grote glimlach naar school.
Maar op een dag kwam er in dat land een grote gemene draak. En die draak die stonk verschrikkelijk. Die stonk zo erg, dat als je maar een klein snufje van die lucht inademde je meteen heel erg misselijk werd. En als je de pech had dat je meer van die vreselijke stank had geroken, dan werd je heel ziek en kon je er van dood gaan. En wat nog erger was, je kon ook anderen aansteken. Net als bij de waterpokken? Vroeg één van mijn kleindochters die ze net had gehad. Ja, net als bij waterpokken.
De koning van het land vroeg dus iedereen om thuis te blijven en de ramen en deuren goed dicht te houden. Zo zou de draak geen kans hebben om zijn onderdanen ziek te maken. En konden ze ook geen andere mensen ziek maken. Dat deden de mensen de eerste paar weken heel braaf. Ze mochten alleen even naar buiten om hun boodschappen te doen. Maar wel heel snel en het liefst alleen en met een mondkapje voor.
Maar de draak bleef en ging niet weg. En de mensen begonnen te morren. Hoe moest het met hun werk en met de school van hun kinderen. En nog erger, wat moest er met hun dorpsraad. Die kon ook niet bijeen komen. In de omliggende dorpen hadden ze daar al een oplossing voor gevonden. Gewoon via de computer kon je ook prima overleggen en besluiten nemen. Maar dat zagen een aantal dorpsoudsten niet zitten. Dus vroegen ze de koning om een ontheffing. Dat betekent dat de regels dan niet voor jou gelden. De koning begreep dat niet iedereen in de afgelegen dorpjes al goed over weg kon met een computer. Hij streek dan ook zijn hand over zijn hart. Maar dan moesten ze zich wel aan aantal afspraken houden. Dat deden ze dus braaf. Probleem was alleen dat de inwoners van het dorp nu niet mochten langskomen bij de dorpsraad om te vertellen dat hun iets dwars zat. Dan moesten ze maar een brief schrijven werd er gezegd. Ja maar, vroeg een van de dorpsoudsten hardop, wat als ik meer wil weten van hun vraag of hun probleem. Hoe moet dat dan? Ja, dat kan nu even niet, was het antwoord van de andere dorpsoudsten.
Een paar dorpsoudsten overlegden al met elkaar door te face-timen of te zoomen. Ze nodigden daarvoor ook de andere dorpsoudsten uit. Maar die begrepen niet hoe dat werkte. Ze drukten op de verkeerde knoppen, vergaten hun camera of hun geluid aan te zetten, hadden een slechte wifi-verbinding of hun kat liep telkens door het beeld. Ha,ha, lachten mijn kleindochters. Dat herkenden ze maar al te goed, dat deed hun poes soms ook. En ook oma begreep soms niet het verschil tussen de front en de back camera. Dan hoorden ze haar wel, maar zagen alleen een tafel met een krant erop. Dûh.